048 – My man!

Iedere zaterdag ben ik in de Hub te vinden. Dit is een lunchroom en wijkcentrum tegelijkertijd, van waaruit we veel van onze missionaire activiteiten uitvoeren. Inmiddels komen er iedere zaterdag meer dan 50 mensen van de straat naar toe voor een warme maaltijd, brood, soep en wat drinken. En zoveel als mogelijk maken we een praatje en bidden we voor de mensen die komen. Hoewel ik dat een paar jaar geleden niet gedacht zou hebben, geniet ik ervan om er iedere zaterdag voor deze mensen te zijn en deze mensen iets van God’s liefde te laten zien. Niet door te zoeken naar mensen die hier en nu hun leven aan Jezus willen geven, maar gewoon door aanwezig te zijn, te luisteren, te helpen en mensen echt te zien voor wie ze zijn. En doordat ik iedere zaterdagochtend aanwezig ben heb ik het voordeel dat ik de mensen die komen goed leer kennen.

Zo is daar Bernie[1], een man op leeftijd die is opgegroeid in de Bronx, en mij steevast groet met: “My man!”. Nu leeft hij al jaren in zijn huis in San Nicolas zonder echte daginvulling en met een pensioen dat niet voldoende is om de rekeningen van te betalen. Het maakt hem erg eenzaam en het gevolg is dat hij veel op straat loopt, op zoek naar eten en momenten van gezelschap. Ik kom hem vaak meerdere keren per week tegen, op zaterdag bij de Hub en op dinsdag bij de Gospel Hall. Hij krijgt dan wat eten en Iedere keer dat ik heb tegenkom vraagt hij om gebed. Ook de gasten die ik regelmatig meebreng naar de Hub worden aangeklampt voor een praatje en voor gebed. 

Toen ik laatst naast Bernie ging zitten en zei dat ik het fijn vond om hem iedere keer bij de Hub te zien, keek hij mij vol verwondering en met een schuine glimlach aan. “Weet je”, zei hij, “Het eten is fijn, maar uiteindelijk kom ik hier maar voor één ding. Dat jullie naar mij willen luisteren en dan voor mij willen bidden, dat geeft mij een boost voor de hele week. Dat is belangrijker dan het eten en dat is waar ik voor kom.” Toen ik hem vertelde dat wij het niet allereerst zijn die hem zien, maar dat God hem werkelijk wil zien, knikte hij; “Het is echt bijzonder dat God aan mij denkt, dat voel ik hier en ik ben er dankbaar voor.” Ik knikte en gaf hem een schouderklopje. Terwijl ik opstond hoorde ik Jezus zacht tegen hem zeggen: “My man!” 

[1] Gefingeerde naam
Photo by nappystudio on Unsplash

047 – Ana

Ik[1] werk in een ministry met vrouwen die werken in de prostitutie. We organiseren middagen voor hen met een leuke activiteit en creëren een plek voor hen waar ze gezien worden voor wie ze zijn. Op een dag kwam er een jonge vrouw binnen. Ze kwam met anderen die we eerder hadden gezien, maar ze leek erg gesloten. Ze had haar armen de hele tijd voor zich gekruist, leunde beschermend achterover en keek ons ​​met voorzichtige ogen aan. Ze sprak niet en toen de activiteit voorbij was, ging ze stilletjes weg. Ik bad dat ze de volgende week terug zou komen, maar ik was er niet zeker van dat ze dat zou doen. Gelukkig deed ze dat en de tweede keer was het al anders dan de eerste keer. Ze lachte een beetje en deed met een meer open houding mee aan de activiteit. Ze liet zelfs fysiek zien dat ze meer op haar gemak was. Toen ze deze keer vertrok, kreeg ik de ‘verplichte’ kus op de wang. Het deed me glimlachen. Sindsdien kwam ze elke dinsdag. Ze werd meer open, vertelde ons over haar worstelingen in het werk dat ze doet, vertelde ons over haar familie en haar kinderen en over haar dromen voor de toekomst. Ze ontspande zich steeds meer, opende zich, en kon meer kwetsbaar zijn. Ze vertelde dat ze over twee weken zou vertrekken (De vrouwen zijn hier maar drie maanden, daarna moeten ze vanwege werkvergunningen terug). We wilden haar tijdens de laatste activiteit waar ze aan zou deelnemen gedag zeggen, maar er was die dag geen elektriciteit in de stad, dus moesten we die middag annuleren.

Een paar dagen daarna zag ik een tekst in de WhatsApp-groep die we met de vrouwen hebben. Ze had ons een foto gestuurd met de zin ‘Ik ben thuis’. De foto was van haar, met haar jonge zoon. Ze lachten.

Ik geloof dat ze de liefde van God heeft gezien tijdens een heel moeilijke tijd in haar leven. En ik geloof dat er daardoor iets voor haar is veranderd. Dat geeft me hoop! Voor haar, voor de andere vrouwen die ik mag ontmoeten en voor iedereen in het algemeen. God kan en zal door verandering het leven van mensen ten goede keren!! Ze hoeven Hem alleen maar te ontmoeten.

[1] Deze blog is geschreven door Hanneke.
Ana is een gefingeerde naam.
Photo by Jordan Whitt on Unsplash

046 – I am Saturday!

Inmiddels hebben we aardig wat relaties opgebouwd in San Nicolas. Daar hebben we ook echt op geïnvesteerd. We namen altijd de tijd voor een praatje, stelden specifieke vragen over de situatie waarin mensen zich bevonden en maakten gebruik van elke mogelijkheid dat we konden helpen. We baden met iedereen, brachten hun noden voor God en vroegen aan Hem om hen te leiden en te zegenen. We brachten verjaardagstaarten en cadeautjes mee op verjaardagen. We beloofden weinig, leverden veel en we hadden duidelijke grenzen over wat we wel en niet konden doen voor de mensen, en we hielden ons hieraan. We communiceerden deze grenzen regelmatig als we vragen kregen of we op specifieke manieren konden helpen. Bij alles wat we deden, richtten we ons op de relaties zelf en deden we onze uiterste best om de mensen echt te zien.

Toen we begin dit jaar de voedseldistributie veranderden van wekelijkse warme maaltijden naar maandelijkse voedselpakketten, betekende dit dat we de families niet zo vaak zouden bezoeken als voorheen. Om deze overgang goed te laten verlopen namen we de tijd om de mensen te laten zien dat we net zo trouw waren als voorheen. We zijn niet in één keer overgestapt van wekelijkse naar maandelijkse bezoeken. Tussendoor bezocht ik de families extra, zodat ze wisten dat ik ze nog steeds in mijn gedachten had. Ik breng nog regelmatig extra bezoeken aan San Nicolas, gewoon om met mensen te verbinden en te bidden. Ik word altijd met open armen ontvangen, vooral door de kinderen. Vanaf het begin van onze bediening heb ik echt hard gewerkt om vooral met hen in contact te komen. Hun namen kennen, hun leeftijden, wat ze wel of niet leuk vinden en altijd de tijd nemen om ze te begroeten en in de ogen te kijken, zelfs als ik midden in een gesprek met een volwassene zit. Het is geweldig om te zien als de kinderen weer beginnen te lachen als wij er zijn.

Afgelopen vrijdag bracht ik weer de maandelijkse voedselpakketten. Toen we bij het huis kwamen van een gezin met kinderen, kwam één ​​van de kleine meisjes naar onze bus rennen terwijl ze vrolijk: “Saturday, Saturday!” naar me riep. Het verraste me dat ze me Saturday noemde, vooral omdat ze mijn naam kent. Maar toen realiseerde ik me dat ik eerder altijd langskwam op zaterdag. Wat mooi dat mijn komst door haar gelinkt werd aan de dag waarop ik altijd bij haar thuis kwam. En wat een eer om op deze manier een mooie bijnaam te krijgen. I am Saturday!

Photo by Michael Mims on Unsplash.

045 – Stap voor stap

In de afgelopen maanden leefden we stap voor stap toe naar eind januari. Dan zouden we de overstap gaan maken van wekelijkse warme maaltijden naar voedselpakketten voor de families daar. Ruim een jaar lang waren we iedere zaterdag in San Nicolas om het eten rond te brengen en relaties op te bouwen. Wat een heftige, maar ook machtig mooie tijd was het geweest. Nu was het bijna zover! Maar toch knaagde er iets. Hoewel alle lichten op groen leken te staan voor deze verandering had ik toch nog niet de bevestiging gehad waarop ik wachtte. 

Tot die eerste keer. Op vrijdag 27 januari werden alle pakketten klaargemaakt. We mochten die pakketten naar meer dan twintig families brengen. Eigenlijk was het de bedoeling om op zaterdag te gaan, maar omdat we ook bevroren kip hadden besloten we ter plekke om de ronde alvast op vrijdag te rijden. 

Op het allereerste adres woonde Margriet[1]. Deze alleenstaande vrouw heeft in haar leven veel te verduren gehad. Ze is vaak de hort op om andere te helpen en dat was ook de reden dat ik niet verwachtte dat ze thuis zou zijn. Ik stapte uit de bus om het pakket bij haar voordeur af te leveren en opeens stond ze voor mijn neus. Ze was op het geluid van de bus afgekomen en vroeg zich af wat er aan de hand was. Ik vertelde haar dat we voor de eerste keer het maandelijkse voedselpakket kwamen afleveren. Toen ik dat zei begon ze bijna te huilen. “Ik heb geen geld meer en ben aan het wachten op mijn pensioen” zei ze: “Ik heb helemaal geen eten meer in huis en ik wist niet meer wat ik moest. Normaal komen jullie op zaterdag en nu zijn jullie er opeens vandaag al en met zoveel eten. Jullie zijn door God gezonden, dank jullie wel!”

Daar was het! Daar was opeens die bevestiging! Voor haar dat God haar ziet, naar haar omziet en voor ons dat we nog steeds op het pad lopen dat God voor ons heeft. 

Nu dus met goede moed verder. We mogen maandelijks de pakketten rondbrengen en daardoor ontstaat er ook weer meer tijd om nieuwe dingen te ontwikkelen. Stap voor stap!

[1] Gefingeerde naam.

044 – Oranje boven!

Op 30 januari 2018 was ik stille tijd aan het houden. Na een paar hectische weken aan het begin van onze Discipelschap Training School (DTS) had ik tijd gevonden om naar achter op het terrein van de campus van YWAM Orlando te rijden in onze Toyota Camry. Het was een oud barrel, maar hij reed en we konden ons als gezin verplaatsen, dus dat was voldoende.

Terwijl ik daar zo zat vroeg ik aan God of Hij me duidelijk wilde maken of Hij een roeping had voor mij. Dat deed Hij. Uit het niks kwamen de gedachten bij me boven dat Hij wilde dat we naar Aruba gingen en daar een YWAM basis zouden starten. Ook wilde hij dat we met families gingen werken. Daarbij gaf Hij me de uitdrukkelijke instructie dat ik er niet met Hanneke over mocht praten. Hoewel ik die opdracht heel vreemd vond, koos ik ervoor om te gehoorzamen. Ik schreef alles voor mezelf op en zweeg erover naar Hanneke. Aan het einde van die week vroeg ik aan God of ik er met Hanneke over mocht praten. Dat mocht. Schoorvoetend ging ik naar Hanneke en ik vertelde haar dat ik iets geks met haar wilde bespreken. Toen ik haar het verhaal vertelde bleek dat zei één dag na mij van God het woord ‘Aruba’ gekregen had. Ze keek dus helemaal niet verbaasd op en ik juist wel.

Een paar weken later waren we op outreach in Barbados. Daar hadden we een gesprek met twee leiders, waarvan er één ook bij het leiderschap van YWAM Caribbean betrokken was. Wij vertelden ons verhaal en we vroegen aan hen of zij misschien onze roeping konden bevestigen. Wat bleek, dat konden ze. Ze vertelden ons dat ze al tien jaar aan het bidden waren voor een Nederlands echtpaar dat naar Aruba wilde komen om daar met families te werken. 

In diezelfde tijd vroeg ik aan God wanneer ik in Aruba zou zijn. Zodra ik die vraag gesteld had kreeg ik de gedachte: “Oranje boven! Als de koning er is, ben jij er ook.” Ook deze zin heb ik opgeschreven en ik heb er in de afgelopen jaren veel aan gedacht. Toen we naar Aruba kwamen, was de koning er niet. En ook in de opvolgende jaren was er geen enkel teken dat Hij naar Aruba zou komen. Tot eind vorig jaar het bericht kwam dat hij deze kant op zou komen. Op dat moment wist ik niet zo goed wat ik met dit gegeven aan moest. Ik besloot het te laten. Als God me iets duidelijk wilde maken, dan zou dat vanzelf wel komen. 

Op 30 januari 2023, op de dag af vijf jaar nadat God mij de roeping had gegeven om naar Aruba te gaan, landde de koning op Aruba. Toen ik dit vertelde aan verschillende pastors zeiden zij los van elkaar: “Vijf is het getal van Gods grace (genade, gratie). God bevestigt jullie verblijf hier.” Het was alsof God tegen mij zei: “Nu ben je daadwerkelijk geland op Aruba. Je bent hier, hier moet je zijn en Ik ben bij je.” Wat een zegen en wat een genade dat we hier mogen zijn en mee mogen helpen bouwen aan Zijn koninkrijk. Als klap op de vuurpijl kreeg ik op diezelfde dag ’s middags ook nog eens het bericht dat de aanvraag voor mijn vijfde verblijfsvergunning was goedgekeurd. 

Met de komst van de koning werd ons verblijf hier nog eens extra bevestigd. Oranje boven, de koning kwam. Maar voordat de koning kwam was Hij er al lang. Leve de Koning!

Afbeelding van Marjan via Pixabay

043 – Werken en bidden… een (on)gewoon leven

Op onze lagere school (ik[1] heb het over zo’n 55 jaar geleden), verzamelden wij als kinderen flessendoppen (een aluminium-achtig, dun dekseltje op melkflessen en zo), spiegeltjes en kralen voor de zending. De doppen hadden waarde voor hergebruik, de spiegeltjes en de kralen werden naar het zendingsveld verscheept om als geschenken te kunnen weggeven.

En al gauw ontstond het beeld van een man in een kakipak en een tropenhelm op het hoofd, die de hele dag, jaar in jaar uit, aan de nauwelijks geklede donkere mensen, de kralenkettingen en de spiegeltjes uitdeelde vanuit een grote kist, een soort schatkist.

Waar we, zeker als kinderen, niet aan dachten was dat die zendeling, en ook zijn vrouw en eventuele kinderen, ook ergens moesten wonen, koken, slapen, afstoffen en eten.

Wat er aan verslagen doorkwam via het zendingsblad van toen, of op de zendingsavonden waarop een zendeling met verlof een spreekbeurt hield, was niet dat hij zijn dak had gerepareerd, of dat zijn vrouw de was had gedaan. Veel meer gingen deze verslagen over het reizen naar onbekende stammen in het binnenland, waar de genoemde spiegeltjes en kralenkettingen moesten voorkomen dat de koppensnellers hun onvriendelijk gezind waren.

Werken op Aruba, om daar zorg te hebben voor de minder bedeelden en hen bekend te maken met het evangelie, is totaal anders. Er zijn geen inlandse stammen met speren en andere enge dingen. Er zijn geen gevaarlijke routes naar nagenoeg onbereikbare plekken. En spiegeltjes? Daar hebben ze er genoeg van.

Veel erger dan die gevaarlijke routes en de speren is de armoede, de prostitutie, de verslaving, voornamelijk in het zuidelijk deel van het eiland.

Aruba: ‘One happy island’ is de promotiekreet.

Maar ‘one’ is het niet. En happy? Nou in ieder geval niet in het armere Zuiden. En als we een blik werpen op de leegheid van het vermaak van de miljoenen toeristen in het – mag ik het zeggen? – decadente Noorden, waar per dag soms twee cruiseschepen aanleggen en de duizenden opvarenden in Oranjestad langs de luxe winkels flaneren, dan is er waarschijnlijk ook geen echte happiness in het Noorden. Daar staan tientallen schitterende hotels, er zijn zeer luxe ressorten en het aantal prachtige woningen van de rijken der aarde zijn niet te tellen. En twee of drie straten daarachter is er ook veel ellende.

’s-Zaterdags ging Erik met een busje ruim een jaar lang naar San Nicolas en omstreken. Om eten te brengen bij een verslaafde man die zijn bed nauwelijks uitkomt. Of bij een oude oma die voor vier kinderen zorgt in haar kleine huisje, omdat haar dochter keihard moet werken in de luxe hotels in het Noorden. (Keihard, want eens in de maand een dag vrij is zo’n beetje de regel.) Of iets te eten brengen bij een kleine twintig adressen waar mensen wonen in erbarmelijke omstandigheden. Bij elk adres vraagt Erik of hij samen met de mensen mag bidden. En vrijwel iedereen vindt dat goed. De bevestigende ‘Amens’ zijn dan aangename en warme gebeurtenissen.

En daarmee kom ik bij datgene waarvoor ik zeer dankbaar ben. De ellendige omstandigheden die Erik en Hanneke meemaken zouden dat bijna laten ondersneeuwen, hoewel van sneeuw op Aruba (gemiddeld zo’n 28 graden) geen sprake van is.

Dankbaar ben ik omdat ze hun werk biddend doen. En oplettend zijn waarheen hun hemelse Vader hen stuurt. Of dat nu eten brengen is, marriage-courses zijn, of Bijbelstudies of counselingsgesprekken, maar ook het vele vergaderen met verschillende kerken om het werk uit te breiden en te coördineren, het gebed en daarmee hun kennelijke afhankelijkheid van God is een centraal deel van hun leven, naast overigens intensieve Bijbelstudies.

Een maand lang hun leven en werken en bidden op Aruba meemaken vermenigvuldigt ook ons eigen gebed, zowel voor Erik en Hanneke als voor hun zoons Jorian en Hielke.

En daarom wil ik deze gastblog afsluiten met 2 dingen:

1. Ieder die dit leest wil ik oproepen om na te denken over het sponsoren van Erik en Hanneke en 2. Van harte wens ik deze mooie kinderen van God veel kracht, wijsheid en inzicht toe om dit belangrijke werk op Aruba vorm te geven. En zegen, natuurlijk!

[1] Dit gastblog is geschreven door de vader van Hanneke, Heerco Walinga – Dankuwel!

042 – Armen

Soms lijkt de werkelijkheid anders dan die is. Ik ga nu al ruim een jaar lang iedere zaterdag bij families in San Nicolas langs om eten te brengen. We noemen het een voedseldistributie programma, maar eigenlijk gaat het helemaal niet over eten. Eigenlijk gaat alles wat we doen over het opbouwen van relaties en over mensen zien. Verbinding krijgen met mensen en zo beter in kunnen steken op wat zij werkelijk nodig hebben. Het is geen eenvoudig werk. Iedere zaterdag word ik door verschillende mensen hartelijk ontvangen, maar iedere zaterdag zie ik ook heel schrijnende situaties. En soms, soms grijpt het me naar de keel. Het grijpt me soms naar de keel als ik voor de zoveelste zaterdag binnenkom in het huis van de bejaarde man die “out” van de drugs op bed ligt en zoals iedere keer een enorme vieze stinkende bende aantref. Het grijpt me soms aan als ik binnenkom bij de oma van 81 die niet meer voor zichzelf kan zorgen en bazig de paar vrijwilligers die iedere keer langskomen om haar te wassen om zich heen commandeert omdat ze door hun consistente liefde-uitingen de controle verder kwijtraakt. Het grijpt me soms aan als ik bedenk dat ik dit werk door capaciteitstekort maar voor een paar mensen kan uitvoeren. Mijn armen zijn meer dan soms te kort om te doen wat nodig is. Soms weet ik niet wat ik deze keer weer aan zal treffen. Iedere schrijnende situatie is er één teveel, maar toch blijven ze iedere keer weer oppoppen. 

En dan opeens, opeens is daar de stralende lach van die alleenstaande vrouw die zo trots is dat ze zelf haar huis heeft geschilderd. Opeens krijg ik een fotootje opgestuurd van een opgeruimde en geboende kamer waar dat dat gezin nu kerst kan vieren. Opeens duikt er iemand op die dag in dag uit langsgaat om te zorgen voor schone kleren en eten voor die oma, die het ondanks dat ze wordt rond gecommandeerd volhoudt om praktisch liefde te blijven geven. Opeens is daar Jezus zelf, die ondanks onze tekortkomingen zijn armen uitstrekt, blijft dienen en de overwinning al behaald heeft. Het geeft me moed om iedere keer weer door te gaan, ook al lijkt het soms teveel.

Photo by pixls.am on Unsplash.

041 – Niet alleen bij hem

Vanaf het begin dat ik meeging met mama Sandra[1] om eten rond te brengen, kwamen we al bij hen over de vloer. Twee zussen, allebei bedlegerig, verzorgd door de man van één van hen. Hoewel hun lichamelijke toestand alles behalve stabiel was, waren beide zussen iedere keer dat we kwamen wel spraakzaam. Voor hen betekende onze komst even een momentje waarop de sleur van alledag doorbroken werd, voor ons de mogelijkheid om hen te bemoedigen en met hen te bidden. Wat een voorrecht en wat raakt het me tegelijkertijd dat we maar zo weinig kunnen doen voor deze mensen. 

De buurvrouw vond het overigens maar niks dat ik wel bij haar buren over de vloer kwam, maar niet bij haar. Zij wilde ook wel iedere zaterdag eten van ons krijgen en vond de nood in haar situatie minstens net zo erg. Het was maar moeilijk aan haar duidelijk te maken waarom wij deze keuzes maakten. Helaas kon er dus week na week geen vriendelijk woord vanaf naar ons.

Een paar weken geleden parkeerde ik de bus weer in de straat. Nog voordat ik uitgestapt was kwam de buurvrouw met veel misbaar op ons af. Eén van de zussen was de dag ervoor overleden en het huis was in rouw. Toen we binnenkwamen vonden we de man in de slaapkamer, hij zat daar stil en ontdaan op een stoel. Hij vertelde ons dat zijn vrouw in het ziekenhuis was beland. Nadat Hij haar dinsdag nog had kunnen bezoeken, had hij haar daarna niet meer gezien. Op vrijdag was ze overleden. Omdat zijn vrouw altijd tegen hem zweeg als ze ruzie hadden, vroeg hij zich vertwijfelt af wat hij fout had gedaan. Hij had niet eens afscheid kunnen nemen. Tsja, wat zeg je dan? We zijn maar gewoon even bij hem gebleven, hebben hem verteld dat God de antwoorden heeft, dat Hij weet wat Hij doet, dat Hij alles recht zal maken. Voordat we vertrokken hebben we samen gebeden; voor hem, voor zijn schoonzus, voor de hele familie.

De week daarop volgde het condoleren en de crematie. Tussentijds ben ik een paar keer bij hen langsgegaan en afgelopen week kwam ik er weer over de vloer om eten te brengen. Deze keer twee porties in plaats van drie. Toen ik binnenkwam en hem begroette, keek hij mij glunderend aan. “Ik wil weer naar de kerk” zei hij, “we gaan het plannen. Ik heb tijd gehad om na te denken over wat er allemaal is gebeurd en het is goed om te gaan. Ik heb je WhatsApp nummer. Ik zal je laten weten wanneer ik kan en dan regelen we het.” Verrast zei ik: “Prima, laat maar weten, je bent van harte welkom om mee te gaan.” Het blijft me verrassen hoe God toch elke keer weer gebeden verhoord. Na voor hem gebeden te hebben stapte ik blij weer in de bus. Terwijl ik de straat uitreed werd ik deze keer vriendelijk toegezwaaid door de buurvrouw. Uiteraard zwaaide ik vriendelijk terug. Kennelijk is er niet alleen bij hem wat veranderd!

[1] Zie blog 9 en blog 16.

040 – Toilettasje

Wat kunnen mensen toch diepe indruk op je maken. Tijdens ons bezoek aan Aruba was ik[1] in de gelegenheid om Bethel[2] te bezoeken. Een eenvoudig complex opgezet en geleid door Irene, een vrouw van ongeveer mijn leeftijd. Zelf was ze ooit in Nederland jaren verslaafd geweest, maar God had haar gered op een wonderlijke manier. Haar bevrijding leidde naar een onvoorwaardelijke liefde voor mensen aan de hopeloze kant van het leven; verslaafden in het armste deel van Aruba; San Nicolas.

Irene biedt hun onderdak, eten en herstel van verslaving aan. Dat dit moeizaam gaat, begrijpt iedereen. Maar hoe strikt ze ook is, haar liefde is er elke dag weer. Ze begint de dag om 3 uur in de ochtend om God te zoeken en te vragen om kracht. Al heel vroeg is ze paraat voor al haar bewoners. Met het weinige dat ze hebben, probeert ze een thuis te maken.

Is er iemand die niet verslaafd is, maar nergens hulp kan krijgen (bijvoorbeeld iemand met een ernstige ziekte), ook dan biedt ze thuis. Ze vertelde me dat ze bad om extra handen; het werk wordt haar na jaren te zwaar om dit zeven dagen per week te kunnen volhouden. Of ik mee wilde bidden. Dat doe ik. Maar omdat ik nog een week op Aruba was, kon ik het niet laten met de hand een toilettasje te maken om haar iets voor haarzélf te geven. 

Iets persoonlijks van vrouw tot vrouw. Dit toilettasje werd met ontroering aangenomen. Ze vertelde dat ze het tussen haar kleren kon dragen, zodat ze haar daggeld daarin kon doen. Want ook al zijn haar bewoners haar dankbaar, stelen is zomaar gebeurd. 

Ik bid nog steeds voor haar, want ze is zo moedig. Ze neemt risico’s en wijst al de mensen die onder haar dak komen op God die genade geeft en gelovig luísteren vraagt. Moge God haar en haar mensen zegenen.

[1] Dit gastblog is geschreven door de moeder van Erik, Elizabeth de Kievit – Dankuwel!
[2] Facebookpagina van Bethel

039 – Cashewnoten

“Hier zie je de Frangipane, dat is een mangoboom daar bij de buren, en deze boom… is de cashewnotenboom.” Verbaasd kijk ik haar aan. “Groeien cashewnoten in een boom?” Mijn schoonzus lacht. “Ja” zegt ze “en zelfs met maar één noot per vrucht.” Ze speurt even over de grond en raapt dan een pasgevallen vrucht op die iets weg heeft van een kleine groen gele paprika, maar warempel…boven op de vrucht zit een halve-maan-vormige notenschil waardoor ik de cashewnoot kan herkennen. Ongelofelijk… nu snap ik waarom die noten altijd zo duur zijn. Hoeveel vruchten zouden ze nodig hebben om één zakje te vullen? 

Mijn zus en ik[1] zijn de vorige dag de wereld over gevlogen en inmiddels te gast bij mijn broer, schoonzus en neef op Aruba. Het is ruim 30 graden buiten en we worden rondgeleid door de tuin waar van alles groeit en waar ook nog allerlei plannen voor zijn. We zien van alles dat we niet van thuis kennen. Vaak weten we er wel iets van maar ik had bijvoorbeeld zelfs nog nooit van die grote cactussen gezien die hier overal groeien. Het lijkt wel een andere wereld. 

Dat Aruba een andere wereld is blijkt ook later in de week. We krijgen een tour over het eiland en zien het grote verschil tussen de rijkdom van het kleine streepje toerismegebied en de armoede van heel veel andere buurten. Het maakt dat ik me verscheurd voel. Als rijke westerse vrouw ben ik gewend aan luxe. Weliswaar niet de luxe van de cruiseschepen maar wel de luxe om zorgeloos een supermarkt in te wandelen om boodschappen te doen of buiten de deur te eten. En dan ontmoet ik mensen die al generaties lang op het eiland wonen, in armoede, en die afhankelijk zijn van anderen voor hun maaltijden. Die meerdere banen hebben om voor geliefden te kunnen zorgen, die weinig keuzes hebben en al helemaal niet zorgeloos zijn. 

Het voelt scheef…dat Arubaanse mensen weinig baat hebben bij het toerisme terwijl het eiland zonder het toerisme waarschijnlijk nog armer zou zijn. Maar het levert met name de rijken meer op en alleen de mooie plaatjes worden verspreid. 

Bij een zakje cashewnoten klagen wij in Nederland al dat deze noten “zo duur” zijn… maar in werkelijkheid realiseren we ons helemaal niet dat er zoveel vruchten nodig zijn voor een zakje cashewnoten en hoeveel werk het is om dat zakje te vullen. Zou dat met het toerisme niet net zo zijn? Realiseren wij ons eigenlijk wel wat ons luxe leven echt kóst?

[1] Gastblog van Christine Bondt – Dankjewel Christine!