043 – Werken en bidden… een (on)gewoon leven

Op onze lagere school (ik[1] heb het over zo’n 55 jaar geleden), verzamelden wij als kinderen flessendoppen (een aluminium-achtig, dun dekseltje op melkflessen en zo), spiegeltjes en kralen voor de zending. De doppen hadden waarde voor hergebruik, de spiegeltjes en de kralen werden naar het zendingsveld verscheept om als geschenken te kunnen weggeven.

En al gauw ontstond het beeld van een man in een kakipak en een tropenhelm op het hoofd, die de hele dag, jaar in jaar uit, aan de nauwelijks geklede donkere mensen, de kralenkettingen en de spiegeltjes uitdeelde vanuit een grote kist, een soort schatkist.

Waar we, zeker als kinderen, niet aan dachten was dat die zendeling, en ook zijn vrouw en eventuele kinderen, ook ergens moesten wonen, koken, slapen, afstoffen en eten.

Wat er aan verslagen doorkwam via het zendingsblad van toen, of op de zendingsavonden waarop een zendeling met verlof een spreekbeurt hield, was niet dat hij zijn dak had gerepareerd, of dat zijn vrouw de was had gedaan. Veel meer gingen deze verslagen over het reizen naar onbekende stammen in het binnenland, waar de genoemde spiegeltjes en kralenkettingen moesten voorkomen dat de koppensnellers hun onvriendelijk gezind waren.

Werken op Aruba, om daar zorg te hebben voor de minder bedeelden en hen bekend te maken met het evangelie, is totaal anders. Er zijn geen inlandse stammen met speren en andere enge dingen. Er zijn geen gevaarlijke routes naar nagenoeg onbereikbare plekken. En spiegeltjes? Daar hebben ze er genoeg van.

Veel erger dan die gevaarlijke routes en de speren is de armoede, de prostitutie, de verslaving, voornamelijk in het zuidelijk deel van het eiland.

Aruba: ‘One happy island’ is de promotiekreet.

Maar ‘one’ is het niet. En happy? Nou in ieder geval niet in het armere Zuiden. En als we een blik werpen op de leegheid van het vermaak van de miljoenen toeristen in het – mag ik het zeggen? – decadente Noorden, waar per dag soms twee cruiseschepen aanleggen en de duizenden opvarenden in Oranjestad langs de luxe winkels flaneren, dan is er waarschijnlijk ook geen echte happiness in het Noorden. Daar staan tientallen schitterende hotels, er zijn zeer luxe ressorten en het aantal prachtige woningen van de rijken der aarde zijn niet te tellen. En twee of drie straten daarachter is er ook veel ellende.

’s-Zaterdags ging Erik met een busje ruim een jaar lang naar San Nicolas en omstreken. Om eten te brengen bij een verslaafde man die zijn bed nauwelijks uitkomt. Of bij een oude oma die voor vier kinderen zorgt in haar kleine huisje, omdat haar dochter keihard moet werken in de luxe hotels in het Noorden. (Keihard, want eens in de maand een dag vrij is zo’n beetje de regel.) Of iets te eten brengen bij een kleine twintig adressen waar mensen wonen in erbarmelijke omstandigheden. Bij elk adres vraagt Erik of hij samen met de mensen mag bidden. En vrijwel iedereen vindt dat goed. De bevestigende ‘Amens’ zijn dan aangename en warme gebeurtenissen.

En daarmee kom ik bij datgene waarvoor ik zeer dankbaar ben. De ellendige omstandigheden die Erik en Hanneke meemaken zouden dat bijna laten ondersneeuwen, hoewel van sneeuw op Aruba (gemiddeld zo’n 28 graden) geen sprake van is.

Dankbaar ben ik omdat ze hun werk biddend doen. En oplettend zijn waarheen hun hemelse Vader hen stuurt. Of dat nu eten brengen is, marriage-courses zijn, of Bijbelstudies of counselingsgesprekken, maar ook het vele vergaderen met verschillende kerken om het werk uit te breiden en te coördineren, het gebed en daarmee hun kennelijke afhankelijkheid van God is een centraal deel van hun leven, naast overigens intensieve Bijbelstudies.

Een maand lang hun leven en werken en bidden op Aruba meemaken vermenigvuldigt ook ons eigen gebed, zowel voor Erik en Hanneke als voor hun zoons Jorian en Hielke.

En daarom wil ik deze gastblog afsluiten met 2 dingen:

1. Ieder die dit leest wil ik oproepen om na te denken over het sponsoren van Erik en Hanneke en 2. Van harte wens ik deze mooie kinderen van God veel kracht, wijsheid en inzicht toe om dit belangrijke werk op Aruba vorm te geven. En zegen, natuurlijk!

[1] Dit gastblog is geschreven door de vader van Hanneke, Heerco Walinga – Dankuwel!

042 – Armen

Soms lijkt de werkelijkheid anders dan die is. Ik ga nu al ruim een jaar lang iedere zaterdag bij families in San Nicolas langs om eten te brengen. We noemen het een voedseldistributie programma, maar eigenlijk gaat het helemaal niet over eten. Eigenlijk gaat alles wat we doen over het opbouwen van relaties en over mensen zien. Verbinding krijgen met mensen en zo beter in kunnen steken op wat zij werkelijk nodig hebben. Het is geen eenvoudig werk. Iedere zaterdag word ik door verschillende mensen hartelijk ontvangen, maar iedere zaterdag zie ik ook heel schrijnende situaties. En soms, soms grijpt het me naar de keel. Het grijpt me soms naar de keel als ik voor de zoveelste zaterdag binnenkom in het huis van de bejaarde man die “out” van de drugs op bed ligt en zoals iedere keer een enorme vieze stinkende bende aantref. Het grijpt me soms aan als ik binnenkom bij de oma van 81 die niet meer voor zichzelf kan zorgen en bazig de paar vrijwilligers die iedere keer langskomen om haar te wassen om zich heen commandeert omdat ze door hun consistente liefde-uitingen de controle verder kwijtraakt. Het grijpt me soms aan als ik bedenk dat ik dit werk door capaciteitstekort maar voor een paar mensen kan uitvoeren. Mijn armen zijn meer dan soms te kort om te doen wat nodig is. Soms weet ik niet wat ik deze keer weer aan zal treffen. Iedere schrijnende situatie is er één teveel, maar toch blijven ze iedere keer weer oppoppen. 

En dan opeens, opeens is daar de stralende lach van die alleenstaande vrouw die zo trots is dat ze zelf haar huis heeft geschilderd. Opeens krijg ik een fotootje opgestuurd van een opgeruimde en geboende kamer waar dat dat gezin nu kerst kan vieren. Opeens duikt er iemand op die dag in dag uit langsgaat om te zorgen voor schone kleren en eten voor die oma, die het ondanks dat ze wordt rond gecommandeerd volhoudt om praktisch liefde te blijven geven. Opeens is daar Jezus zelf, die ondanks onze tekortkomingen zijn armen uitstrekt, blijft dienen en de overwinning al behaald heeft. Het geeft me moed om iedere keer weer door te gaan, ook al lijkt het soms teveel.

Photo by pixls.am on Unsplash.

041 – Niet alleen bij hem

Vanaf het begin dat ik meeging met mama Sandra[1] om eten rond te brengen, kwamen we al bij hen over de vloer. Twee zussen, allebei bedlegerig, verzorgd door de man van één van hen. Hoewel hun lichamelijke toestand alles behalve stabiel was, waren beide zussen iedere keer dat we kwamen wel spraakzaam. Voor hen betekende onze komst even een momentje waarop de sleur van alledag doorbroken werd, voor ons de mogelijkheid om hen te bemoedigen en met hen te bidden. Wat een voorrecht en wat raakt het me tegelijkertijd dat we maar zo weinig kunnen doen voor deze mensen. 

De buurvrouw vond het overigens maar niks dat ik wel bij haar buren over de vloer kwam, maar niet bij haar. Zij wilde ook wel iedere zaterdag eten van ons krijgen en vond de nood in haar situatie minstens net zo erg. Het was maar moeilijk aan haar duidelijk te maken waarom wij deze keuzes maakten. Helaas kon er dus week na week geen vriendelijk woord vanaf naar ons.

Een paar weken geleden parkeerde ik de bus weer in de straat. Nog voordat ik uitgestapt was kwam de buurvrouw met veel misbaar op ons af. Eén van de zussen was de dag ervoor overleden en het huis was in rouw. Toen we binnenkwamen vonden we de man in de slaapkamer, hij zat daar stil en ontdaan op een stoel. Hij vertelde ons dat zijn vrouw in het ziekenhuis was beland. Nadat Hij haar dinsdag nog had kunnen bezoeken, had hij haar daarna niet meer gezien. Op vrijdag was ze overleden. Omdat zijn vrouw altijd tegen hem zweeg als ze ruzie hadden, vroeg hij zich vertwijfelt af wat hij fout had gedaan. Hij had niet eens afscheid kunnen nemen. Tsja, wat zeg je dan? We zijn maar gewoon even bij hem gebleven, hebben hem verteld dat God de antwoorden heeft, dat Hij weet wat Hij doet, dat Hij alles recht zal maken. Voordat we vertrokken hebben we samen gebeden; voor hem, voor zijn schoonzus, voor de hele familie.

De week daarop volgde het condoleren en de crematie. Tussentijds ben ik een paar keer bij hen langsgegaan en afgelopen week kwam ik er weer over de vloer om eten te brengen. Deze keer twee porties in plaats van drie. Toen ik binnenkwam en hem begroette, keek hij mij glunderend aan. “Ik wil weer naar de kerk” zei hij, “we gaan het plannen. Ik heb tijd gehad om na te denken over wat er allemaal is gebeurd en het is goed om te gaan. Ik heb je WhatsApp nummer. Ik zal je laten weten wanneer ik kan en dan regelen we het.” Verrast zei ik: “Prima, laat maar weten, je bent van harte welkom om mee te gaan.” Het blijft me verrassen hoe God toch elke keer weer gebeden verhoord. Na voor hem gebeden te hebben stapte ik blij weer in de bus. Terwijl ik de straat uitreed werd ik deze keer vriendelijk toegezwaaid door de buurvrouw. Uiteraard zwaaide ik vriendelijk terug. Kennelijk is er niet alleen bij hem wat veranderd!

[1] Zie blog 9 en blog 16.

040 – Toilettasje

Wat kunnen mensen toch diepe indruk op je maken. Tijdens ons bezoek aan Aruba was ik[1] in de gelegenheid om Bethel[2] te bezoeken. Een eenvoudig complex opgezet en geleid door Irene, een vrouw van ongeveer mijn leeftijd. Zelf was ze ooit in Nederland jaren verslaafd geweest, maar God had haar gered op een wonderlijke manier. Haar bevrijding leidde naar een onvoorwaardelijke liefde voor mensen aan de hopeloze kant van het leven; verslaafden in het armste deel van Aruba; San Nicolas.

Irene biedt hun onderdak, eten en herstel van verslaving aan. Dat dit moeizaam gaat, begrijpt iedereen. Maar hoe strikt ze ook is, haar liefde is er elke dag weer. Ze begint de dag om 3 uur in de ochtend om God te zoeken en te vragen om kracht. Al heel vroeg is ze paraat voor al haar bewoners. Met het weinige dat ze hebben, probeert ze een thuis te maken.

Is er iemand die niet verslaafd is, maar nergens hulp kan krijgen (bijvoorbeeld iemand met een ernstige ziekte), ook dan biedt ze thuis. Ze vertelde me dat ze bad om extra handen; het werk wordt haar na jaren te zwaar om dit zeven dagen per week te kunnen volhouden. Of ik mee wilde bidden. Dat doe ik. Maar omdat ik nog een week op Aruba was, kon ik het niet laten met de hand een toilettasje te maken om haar iets voor haarzélf te geven. 

Iets persoonlijks van vrouw tot vrouw. Dit toilettasje werd met ontroering aangenomen. Ze vertelde dat ze het tussen haar kleren kon dragen, zodat ze haar daggeld daarin kon doen. Want ook al zijn haar bewoners haar dankbaar, stelen is zomaar gebeurd. 

Ik bid nog steeds voor haar, want ze is zo moedig. Ze neemt risico’s en wijst al de mensen die onder haar dak komen op God die genade geeft en gelovig luísteren vraagt. Moge God haar en haar mensen zegenen.

[1] Dit gastblog is geschreven door de moeder van Erik, Elizabeth de Kievit – Dankuwel!
[2] Facebookpagina van Bethel

039 – Cashewnoten

“Hier zie je de Frangipane, dat is een mangoboom daar bij de buren, en deze boom… is de cashewnotenboom.” Verbaasd kijk ik haar aan. “Groeien cashewnoten in een boom?” Mijn schoonzus lacht. “Ja” zegt ze “en zelfs met maar één noot per vrucht.” Ze speurt even over de grond en raapt dan een pasgevallen vrucht op die iets weg heeft van een kleine groen gele paprika, maar warempel…boven op de vrucht zit een halve-maan-vormige notenschil waardoor ik de cashewnoot kan herkennen. Ongelofelijk… nu snap ik waarom die noten altijd zo duur zijn. Hoeveel vruchten zouden ze nodig hebben om één zakje te vullen? 

Mijn zus en ik[1] zijn de vorige dag de wereld over gevlogen en inmiddels te gast bij mijn broer, schoonzus en neef op Aruba. Het is ruim 30 graden buiten en we worden rondgeleid door de tuin waar van alles groeit en waar ook nog allerlei plannen voor zijn. We zien van alles dat we niet van thuis kennen. Vaak weten we er wel iets van maar ik had bijvoorbeeld zelfs nog nooit van die grote cactussen gezien die hier overal groeien. Het lijkt wel een andere wereld. 

Dat Aruba een andere wereld is blijkt ook later in de week. We krijgen een tour over het eiland en zien het grote verschil tussen de rijkdom van het kleine streepje toerismegebied en de armoede van heel veel andere buurten. Het maakt dat ik me verscheurd voel. Als rijke westerse vrouw ben ik gewend aan luxe. Weliswaar niet de luxe van de cruiseschepen maar wel de luxe om zorgeloos een supermarkt in te wandelen om boodschappen te doen of buiten de deur te eten. En dan ontmoet ik mensen die al generaties lang op het eiland wonen, in armoede, en die afhankelijk zijn van anderen voor hun maaltijden. Die meerdere banen hebben om voor geliefden te kunnen zorgen, die weinig keuzes hebben en al helemaal niet zorgeloos zijn. 

Het voelt scheef…dat Arubaanse mensen weinig baat hebben bij het toerisme terwijl het eiland zonder het toerisme waarschijnlijk nog armer zou zijn. Maar het levert met name de rijken meer op en alleen de mooie plaatjes worden verspreid. 

Bij een zakje cashewnoten klagen wij in Nederland al dat deze noten “zo duur” zijn… maar in werkelijkheid realiseren we ons helemaal niet dat er zoveel vruchten nodig zijn voor een zakje cashewnoten en hoeveel werk het is om dat zakje te vullen. Zou dat met het toerisme niet net zo zijn? Realiseren wij ons eigenlijk wel wat ons luxe leven echt kóst?

[1] Gastblog van Christine Bondt – Dankjewel Christine!