Op onze lagere school (ik[1] heb het over zo’n 55 jaar geleden), verzamelden wij als kinderen flessendoppen (een aluminium-achtig, dun dekseltje op melkflessen en zo), spiegeltjes en kralen voor de zending. De doppen hadden waarde voor hergebruik, de spiegeltjes en de kralen werden naar het zendingsveld verscheept om als geschenken te kunnen weggeven.
En al gauw ontstond het beeld van een man in een kakipak en een tropenhelm op het hoofd, die de hele dag, jaar in jaar uit, aan de nauwelijks geklede donkere mensen, de kralenkettingen en de spiegeltjes uitdeelde vanuit een grote kist, een soort schatkist.
Waar we, zeker als kinderen, niet aan dachten was dat die zendeling, en ook zijn vrouw en eventuele kinderen, ook ergens moesten wonen, koken, slapen, afstoffen en eten.
Wat er aan verslagen doorkwam via het zendingsblad van toen, of op de zendingsavonden waarop een zendeling met verlof een spreekbeurt hield, was niet dat hij zijn dak had gerepareerd, of dat zijn vrouw de was had gedaan. Veel meer gingen deze verslagen over het reizen naar onbekende stammen in het binnenland, waar de genoemde spiegeltjes en kralenkettingen moesten voorkomen dat de koppensnellers hun onvriendelijk gezind waren.
Werken op Aruba, om daar zorg te hebben voor de minder bedeelden en hen bekend te maken met het evangelie, is totaal anders. Er zijn geen inlandse stammen met speren en andere enge dingen. Er zijn geen gevaarlijke routes naar nagenoeg onbereikbare plekken. En spiegeltjes? Daar hebben ze er genoeg van.
Veel erger dan die gevaarlijke routes en de speren is de armoede, de prostitutie, de verslaving, voornamelijk in het zuidelijk deel van het eiland.
Aruba: ‘One happy island’ is de promotiekreet.
Maar ‘one’ is het niet. En happy? Nou in ieder geval niet in het armere Zuiden. En als we een blik werpen op de leegheid van het vermaak van de miljoenen toeristen in het – mag ik het zeggen? – decadente Noorden, waar per dag soms twee cruiseschepen aanleggen en de duizenden opvarenden in Oranjestad langs de luxe winkels flaneren, dan is er waarschijnlijk ook geen echte happiness in het Noorden. Daar staan tientallen schitterende hotels, er zijn zeer luxe ressorten en het aantal prachtige woningen van de rijken der aarde zijn niet te tellen. En twee of drie straten daarachter is er ook veel ellende.
’s-Zaterdags ging Erik met een busje ruim een jaar lang naar San Nicolas en omstreken. Om eten te brengen bij een verslaafde man die zijn bed nauwelijks uitkomt. Of bij een oude oma die voor vier kinderen zorgt in haar kleine huisje, omdat haar dochter keihard moet werken in de luxe hotels in het Noorden. (Keihard, want eens in de maand een dag vrij is zo’n beetje de regel.) Of iets te eten brengen bij een kleine twintig adressen waar mensen wonen in erbarmelijke omstandigheden. Bij elk adres vraagt Erik of hij samen met de mensen mag bidden. En vrijwel iedereen vindt dat goed. De bevestigende ‘Amens’ zijn dan aangename en warme gebeurtenissen.
En daarmee kom ik bij datgene waarvoor ik zeer dankbaar ben. De ellendige omstandigheden die Erik en Hanneke meemaken zouden dat bijna laten ondersneeuwen, hoewel van sneeuw op Aruba (gemiddeld zo’n 28 graden) geen sprake van is.
Dankbaar ben ik omdat ze hun werk biddend doen. En oplettend zijn waarheen hun hemelse Vader hen stuurt. Of dat nu eten brengen is, marriage-courses zijn, of Bijbelstudies of counselingsgesprekken, maar ook het vele vergaderen met verschillende kerken om het werk uit te breiden en te coördineren, het gebed en daarmee hun kennelijke afhankelijkheid van God is een centraal deel van hun leven, naast overigens intensieve Bijbelstudies.
Een maand lang hun leven en werken en bidden op Aruba meemaken vermenigvuldigt ook ons eigen gebed, zowel voor Erik en Hanneke als voor hun zoons Jorian en Hielke.
En daarom wil ik deze gastblog afsluiten met 2 dingen:
1. Ieder die dit leest wil ik oproepen om na te denken over het sponsoren van Erik en Hanneke en 2. Van harte wens ik deze mooie kinderen van God veel kracht, wijsheid en inzicht toe om dit belangrijke werk op Aruba vorm te geven. En zegen, natuurlijk!
[1] Dit gastblog is geschreven door de vader van Hanneke, Heerco Walinga – Dankuwel!